De wind slaat in mijn gezicht en de regen daarmee ook. Mijn capuchon is afgewaaid, waardoor mijn haar in doorweekte strengen voor mijn gezicht hangt, maar mijn vingers zijn te rood, te koud en te pijnlijk om er echt iets aan te doen. Bovendien ken ik de weg hier toch uit mijn hoofd, ondanks de donkerte van kwart over vijf ’s middags. Met mijn ogen op de plassen op de weg gericht, waar de kringen van de regendruppels nog eens extra benadrukt worden door de lampen van voorbijrijdende auto’s, rijd ik de bocht door die hoort bij de omweg die ik nam om zo lang mogelijk met Niels op te fietsen. Hij vertelde me vandaag meerdere malen dat ik niet in m’n beste humeur was en ik lachte het weg, maar ontkende het niet – dat heeft misschien ook vrij weinig zin als iemand je vrij goed kent. Bovendien wil ik er niet over liegen, wil ik niet doen alsof er niets is, als mijn slechte humeur juist meer is dan een banale chagrijnige bui.
Ik hield een razende monoloog van tien minuten op de fiets waarbij ik ongeveer alleen ja en amen duldde, ook al is hij meestal degene die 60% van de woorden wisselt in onze gesprekken. Hoewel ik best een open persoon ben doe ik écht praten veel te weinig, ik houd teveel van de dingen waar ik mee zit voor mezelf. Misschien dat ik roep hoe ik me voel, dat ik eerlijk antwoord op je vragen of dat ik iets loslaat op WhatsApp, maar dingen hardop uitspreken tegen anderen zonder de details weg te wuiven is redelijk uitzonderlijk. Ik denk omdat ik dingen niet wil uitleggen en geen verantwoording af wil leggen, hoewel ik er eigenlijk gewoon op zou moeten vertrouwen dat mijn vrienden, ouders of wie dan ook me niet veroordelen. Het voelt dan ook beter dan verwacht om gevoelens in woorden uit te drukken en die woorden uit te spreken, achter te laten in de donderdagavond. Net zoals ik, als ik eenmaal alleen fiets, hard ‘fucker’ (bij gebrek aan een beter woord) roep omdat mijn broek nat wordt door de opspattende spetters van de auto naast me die door een plas rijdt. De fietspaden zijn toch verlaten en alle bestuurders zouden wel gek zijn om een raam open te hebben.
Liefde is iets bijzonders. Dat is misschien een beetje een open deur om in te trappen aan het begin van een artikel, maar het is wel één van de belangrijkste dingen die ik wil benadrukken. Liefde bestaat in veel vormen; niet alleen in die ene hopeloze verliefdheid, maar ook in de band die je met vrienden hebt, met goede bekenden en mensen die je vaak en veel om je heen hebt en waarbij je – zonder het ooit uitgesproken te hebben – weet dat je voor elkaar op zou komen, dat je elkaar niet zomaar zou laten vallen, dat je altijd welkom bent. Ik denk dat de warme sfeer tussen personen die ervoor zorgt dat je je schoenen uit schopt en je benen onder je trekt in zekere zin ook liefde is, en dat diezelfde liefde ervoor zorgt dat je ogen gaan stralen. Liefde is wat mensen, hoe verschillend soms ook, onderling toch verbindt, door een bepaalde genegenheid of gedeelde herinneringen.
Vaak genoeg is liefde niet alleen iets veiligs, maar ook iets intiems en persoonlijks. Je stelt je open voor en bloot aan iemand op een manier die je in het dagelijks leven niet altijd gebruikt. Liefde laat harten sneller slaan, maakt blind en doet vluchten, maar is bovenal vaak heel puur. En intens. Maar ondanks dat – of misschien juist daardoor – is liefde tussen mensen ook heel vaak niet voor altijd. De magische momenten die je een gevoel geven van een toekomst zonder einde en vooral zonder ‘zonder’ in het algemeen zijn uiteindelijk vaak maar momenten, kleine stukjes van je leven die zich in je geheugen hebben genesteld maar hun verdere uitwerking gemist blijken te hebben. De vriendin met wie je je hele middebareschoolcarrière twee handen op één buik was weet nu niets meer van je, behalve de dingen die je op Facebook zet. Op de bodem van je prullenbak liggen de snippers van een foto van jou en je ex, en hoewel je elke keer bij het legen van je prullenbak per ongeluk expres probeert om een paar snippers te behouden, raken ze nu toch langzaam op. Herinneringen, personen en momenten zijn samen met de liefde die je toen voor ze voelde ingelijst en prijken aan de muren van je bestaan, maar wat voor nut dienen ze eigenlijk nog? Where does love go when it dies?