Als ik iets geleerd heb in mijn adolescentiejaren dan is het wel dat Duitsland een fantastisch land is om naartoe te gaan. Dat is enerzijds omdat ik in het algemeen benieuwd ben naar steden en plekken – dus ook als ze er niet bekend om staan interessant te zijn of nog niet ontdekt zijn door toeristen en ook juist als het dichtbij mijn eigen leefwereld is – maar evengoed omdat het een uitgelezen plek is waar je zonder communicatieproblemen natuur en cultuur kunt vinden en tussendoor goed bier kan drinken. Daarmee samenhangend: het gezelschap waarin je verkeert heeft wel degelijk invloed op de mate waarin je Duitsland zult waarderen, en oké, voor vakanties waarop ik écht wat van de wereld wil zien kies ik alsnog een andere bestemming, maar voor korte reisjes in je twintigerjaren is het één van de betere opties. Vandaar dat ik deze zomer toch nog vijf dagen vlak over de grens spendeerde.
Opnieuw: hallo München! Wat ik oversla is een leuke doch regenachtige zondag in Bad Reichenhall waarop we naar het Peter Porsche museum gaan, taart eten en koffie drinken, daarna verplaatsen naar een Biergarten, een poging doen in de Saalachsee te zwemmen en uiteindelijk in een heel groot en typisch hotelrestaurant (nog steeds in Bad Reichenhall, wist zelf ook niet dat er zo veel te doen was in zo’n klein dorp) eten en de rest van onze avond spenderen. Maandagochtend checken we uit en rijden we in anderhalf uur naar München.