Maakt keuzemogelijkheid gelukkiger?
‘Eigenlijk wil ik gewoon twee fietsen hebben!’ hoorde ik mezelf een tijd terug zeggen toen ik mijn leenfiets net weer ingeruild had bij mijn fietsenmaker voor mijn eigen fiets. Het contrast was nogal groot – de leenfiets was een sportieve fiets die er niet uit zag en aan alle kanten rammelde, terwijl mijn eigen omafiets (met versnellingen) een halfjaar oud is en vooral nog steeds glanzend donkerpaars -, maar eigenlijk vond ik ze alle twee wel wat hebben. ‘En als je twee paar schoenen hebt, waarom dan eigenlijk geen twee fietsen?’ De opmerking maakte ik uiteraard als grapje, maar het zette me wel aan het denken. Want in hoeverre verrijkt het hebben van een keuze je leven?
Dat het hebben van een keuze je leven verrijkt, staat vast. Bij een écht uitgebreid onderzoek kun je daar natuurlijk niet zomaar vanuit gaan zonder onderbouwing, maar ik doe het vandaag wel even. Als je altijd maar moet doen wat je opgelegd wordt (bijvoorbeeld in een dictatuur) leidt dat al snel tot gevoelens van ontevredenheid; mensen willen graag dingen zélf in handen hebben, zélf kunnen beslissen. Het hebben van een keuze staat in directe verbinding met vrijheid en ik denk dat je wel kan stellen dat vrijheid een ‘basisbehoefte’ is voor geluk. Vrijheid is echter nog iets heel anders dan de keuzemogelijkheid waar ik het nu over wil hebben. Ik bedoel: die verschillende religies zijn er toch wel, dus dan betekent ‘keuzemogelijkheid’ alleen dat je de mogelijkheid en vrijheid hebt om je eigen keuze te maken. Maar wat als er bijvoorbeeld alleen maar de islam was, en geen christendom, jodendom, hindoeïsme, humanisme, boeddhisme en alles wat ik nu nog per ongeluk achterwege laat? Tussen religies maak je misschien geen keuze – het is niet alsof je denkt ‘Zo, ik ga geloven. Wat zal ik eens doen? Heb jij nog aanraders?’ -, maar het laat wel de verscheidenheid van deze wereld zien. Er is, zelfs op zo’n essentieel vlak, héél veel keuze.