Arc 2000, 9-16 maart
Wie mij al lang kent of volgt, had waarschijnlijk geen blogpost over wintersport verwacht. In mijn tienertijd heb ik het fenomeen bewust gehekeld (en vermeden): het leek me inefficiënt, koud, duur, saai, overrated, noem maar op. Maar goed, the things you do for love: ik wist vanaf het begin van mijn relatie dat ik samen was met iemand die in zijn studietijd bij elk niet-gehaald vak overwoog zijn biezen te pakken en een seizoen skileraar te worden in Oostenrijk en dat ik er dus ook ooit een keer aan zou moeten geloven.
De coronajaren gaven me wat extra bezinningstijd, tot het in 2023 eindelijk zo ver was. Het scheelt dat ik het inmiddels al een stuk meer kon waarderen om de hele dag in de buitenlucht te zijn en grotendeels genezen was van mijn winterhanden en -tenen en algeheel koukleum zijn, waardoor ik niet meer tegen het gedeelte ‘kou’ opkeek. Ik kan je vertellen: koud heb ik het in die week uiteindelijk geen seconde gehad. Wat ik wel heb gedaan was huilen van de spierpijn en met bibberende benen bovenaan pistes staan, en uiteindelijk – aan het eind van de week – redelijk fatsoenlijk de berg afkomen.
Het belangrijkste vond ik misschien nog wel dat al mijn vragen na die week beantwoord waren. Waar je je auto laat, hoe een skigebied en -dorp eruit ziet, hoe je bij een piste komt, hoe een skigebied is opgebouwd, hoe je een route uit kan stippelen, wat je aandoet als je gaat skiën, of je spullen mee kan nemen (ja, de Decathlon verkoopt minirugzakjes waar toch verrassend veel inpast en bijna iedereen heeft een rugzak om), hoe je na het skiën weer thuiskomt, waar je je skispullen dan laat (ja, ik had echt veel vragen), hoe après-ski er nu écht aan toegaat, hoe je je ski’s weer terugvindt na een pitstop bij een bar/restaurant. Ik kon me er nul voorstelling bij maken, maar eenmaal daar – met ervaren wintersporters – leek alles de normaalste zaak van de wereld.
Afgelopen maart reden we opnieuw naar het skigebied Paradiski in Frankrijk, maar deze keer naar Les Arcs in plaats van La Plagne. Herkenning zonder de trauma’s. Ik weet niet of ik ooit een snelle skiër word, maar mijn knieën hebben niet meer geknikt bovenaan een berg, omdat ik over het algemeen wel het vertrouwen had dat ik heelhuids naar beneden zou komen. Mijn pauzes in de zon duurden langer dan die van mijn vrienden, maar deze keer omdat ik gewoon nog even zin had om te zitten, niet omdat ik door de spierpijn geen idee meer had hoe ik uit het ligstoeltje zou moeten komen (ik heb vorig jaar zelfs aan iemand moeten vragen of hij mijn cola aan wilde geven die net te ver weg stond, toch wel mijn dieptepunt).
Als je met iemand wil sparren over wat een onlogisch fenomeen wintersport is, dan ben je bij mij nog steeds aan het goede adres, maar langzaamaan begin ik er wel van te houden. Van skiën tot de schuifdeuren van de supermarkt, de hele week spelletjes doen in yoga pants, de sport om zo kleurrijk mogelijke skikleding aan te doen, een ochtendritme waar de routine van mijn normale leven bij vervaagt en de hele dag omringd door de mooiste uitzichten.
De enige vraag blijft waarom skisokken zo ongelooflijk stinken.