Budapest VII. kerület

Ik installeerde net mijn camera in mijn raamkozijn in de hoop wat old school zelfportretjes te kunnen schieten, omdat dat me goed beeldmateriaal leek bij een stuk tekst over het verplaatsen van mijn leven naar een nieuwe stad, maar ik concludeerde al na twee minuten dat ik de rust niet heb om daar goed voor te gaan zitten. De eerste week hier speelde zich af in hoog tempo, als alles wat ik van Utrecht gewend was maar dan veel intenser. In plaats van een of twee keer per week was ik vanaf maandag bijna dagelijks met dezelfde personen omdat niemand hier ook maar enige andere verplichting heeft. Mijn ochtenden waren langzaam maar mijn middagen waren, zelfs zonder plan van tevoren, vaak een aaneenrijging van koffie, verdwalen in de stad en drankjes. Ik krikte het intellectuele niveau van mijn week op met een klassiek concert in Szimpla Kert waar ik tegenaan liep toen ik bier haalde bij de bar en Little Women in de mooiste bioscoop die je je voor kan stellen, voor de verwaarloosbare prijs van €4,50. Ik verdwaalde op zaterdagavond in een donker gebouw waar ik helemaal niet moest zijn en waar ik daarna snel weer uitgerend ben en stond een paar uur later in een overvolle club die ik leuker vond op dinsdag.

De wasmachine doet hier met gemak tweeënhalf uur over een programma en toen ik op de derde dag mijn gordijnen dichtdeed had ik een trap nodig om de gordijnrails weer terug in het gareel te krijgen (dat heb je met hoge plafonds) maar ik ben verliefd op mijn huis, waar ik gewoon Nederlands kan spreken vanwege één Nederlands en twee Vlaamse huisgenootjes. Ik ben nog steeds enorm blij met mijn keuze om een huis dicht in de stad te zoeken, want het is een zegen om alles op tien minuten loopafstand te hebben en mijn keuze om ergens wel of niet heen te gaan nooit te hoeven baseren op reistijd. Het ov brengt je hier overal in de meest schattige metro’s, maar mijn wandelingen door de stad zorgen ervoor dat ik na een week al enigszins richtingsgevoel heb ontwikkeld en ook dat is een groot goed. Toen ik na een week toch besloot dat het tijd werd om een ov-kaart te kopen en bij de automaat per ongeluk op een verkeerd knopje drukte, stond er bovendien binnen een halve minuut opeens een man naast me om me te helpen, en toen ik mijn eten afrekende bij de IKEA na een paar keer gezucht te hebben dat het zo lang duurde, vroeg de vrouw achter de kassa waar we vandaan kwamen en wat we in Boedapest kwamen doen. Voor zover ik de Hongaren tot nu toe heb ontmoet zijn het onwijs vriendelijke mensen die een beetje verlegen zijn maar het wel oprecht leuk vinden om mensen van het buitenland in hun eigen stad en land te ontvangen.

Ik heb mezelf de goede gewoonte aangeleerd om ’s ochtends netjes te ontbijten met geroosterd brood met hagelslag of kaas en oploskoffie en als we koken, doen we dat heel volwassen met veel groente en in grote hoeveelheden zodat je er nog twee dagen van kan eten, maar ik trap nog evengoed, misschien zelfs wat harder, in mijn eigen valkuilen. Ik wilde ‘valkuilen van thuis’ schrijven, maar al in een week heb ik geleerd dat het universele valkuilen zijn die bij mij zelf horen, niet bij mijn omgeving. Ik roep mezelf tot de orde met wandelingen door de stad in mijn eentje met muziek in mijn oren – hoewel ik af en toe nog kramp in mijn hand krijg als ik iets wil typen door de grootte van het scherm van mijn nieuwe iPhone, maak ik me geen seconde meer zorgen over de batterijduur, iets wat, vooral in een stad waar je de weg niet kent en de taal niet spreekt, nogal van belang is. De lekkerste cappuccino’s haal ik bij de bakker bij mij om de hoek die ik met Tom ontdekte op de eerste ochtend dat ik hier was, de vreemdste Hongaarse gerechten bij de kantine van de universiteit waar naast een handjevol studenten ook altijd heel veel oude Hongaarse mensen zitten.

Ik begin er bijna aan te wennen dat het in elk universiteitsgebouw minstens vijfentwintig graden is en dat een trui aantrekken het domste is wat je kan doen, maar ook aan het feit dat het Nederlands overal om me heen vertegenwoordigd is. Ik ben me bewust van mijn eigen taal als ik ontdek dat ik al een uur studeer temidden van boekenkasten vol met boeken van Harry Mulisch, Connie Palmen en Anja Meulenbelt, als ik het huiswerk nakijk van de studenten Nederlands hier die het leren van het Nederlands tot hun dagelijkse bezigheid hebben gemaakt, als Erasmusvrienden me wijzen op de g-klanken die ik produceer als ik even in het Nederlands praat. Ik heb nu al plaatsvervangende heimwee naar Boedapest als ik met al mijn gewicht mijn voordeur openduw en, me ergerend aan de pieptoon die de open deur vergezelt maar die altijd precies stopt als ik op precies dezelfde tree ben, de stenen trap oploop. Ik ben hier en toch zou ik nog zoveel meer hier willen zijn.

X,
Hester

5 reacties

  1. Wat goed om te lezen dat je het zo fijn hebt! En een Hester die praat met een ‘zachte g’, dat moet bijzonder zijn. Fijn weekend lieve dochter!

    1. Leuk dat je je blog bij houdt ook in Boedapest. Zo blijven we op de hoogte wat je allemaal beleefd daar.
      Groetjes tante Annemarie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *