Write it down

Ik diepte afgelopen week een onbeschreven Moleskine op uit een ladekastje op mijn kamer bij mijn ouders. Het folie zat er nog omheen omdat ik ‘m vooral had gekocht omdat ‘ie een stuk goedkoper was dan in de winkel (dit was op de IJ-hallen), niet omdat ik ‘m op dat moment nodig had. Geloof het of niet: ik ben een heel slechte schrijver als het op analoog schrijven aankomt. Mijn gedachten gaan altijd sneller dan mijn hand bij kan houden en uiteindelijk tuimelen de letters totaal over elkaar heen. De aantrekkingskracht is er zeker wel maar ik heb een goede motivatie nodig om eraan te beginnen, want zolang ik iets ook in een blogpost kwijt kan kies ik automatisch voor het rustgevende gevoel van mijn MacBooktoetsenbord onder mijn vingers.

Zodoende bewaarde ik mijn Moleskine netjes tot er zich ooit een situatie aan zou dienen. Ik wil niet zeggen dat dit dé situatie was, het was vooral een gunstige combinatie van factoren. Een blogpost van Fleur had me er een paar dagen terug al aan herinnerd hoe waardevol het is om af en toe over je gevoelens te schrijven, gewoon voor jezelf en zonder afleidingen, toen ik in een weekend strandde zonder plannen omdat mijn vrienden die nog in omgeving Rotterdam wonen aan het werk of weg waren. Netflix uitspelen leek me niet het beste idee maar ik had ook geen boeken in de buurt en aan de andere kant wilde ik wel iets in geschreven woorden kwijt zonder over een format na te denken. Een halfuur later was de boodschap aan mezelf leesbaar geworden, in taal gegoten, en tegelijk verborgen in de veelvoud van handgeschreven letters die pas als woorden te herkennen zijn als je je erop concentreert.

In die knisperende pagina’s schreef ik onder andere dat ik het idee heb dat ik mezelf moet blijven uitnodigen om niet terug te krabbelen. Op een later moment schreef ik in het verlengde daarvan over mijn fascinatie die gepaard gaat met het leren kennen van jezelf en de lastige aspecten daarvan. Mijn zelfbeeld is goed, omdat ik met veel dingen simpelweg tevreden ben en een aantal andere dingen geaccepteerd heb, maar soms kom ik dingen tegen die wel bij me horen maar nog niet in een van de twee categorieën passen. Mijn eeuwige voorzichtigheid, bijvoorbeeld. Die botst met mijn eigen wil om dingen mee te maken en nog veel meer met het idee van hoe mijn leven eruit zou moeten zien zoals dat in de maatschappij – en daardoor misschien ook wel in mij – rondzingt, wat het nog gecompliceerder maakt.

Het ding is namelijk dat ik misschien gelukkiger ben als ik door Utrecht fiets dan als ik dat een dag niet doe maar me tegelijkertijd evengoed kan vermaken op die dag thuis, zoals ik dat als kind al kon, zelfs als ik grotendeels alleen ben. Thuis zijn vind ik heerlijk na drukke dagen maar ook als dat niet het geval was kan ik met heel weinig (externe) prikkels toe. Na drie dagen houdt dat wel een keer op, maar ook op dag één is het vaak niet ‘nodig’. Die startpositie is lastig: ik ben tevreden, ik weet dat ik nog iets tevredener kan zijn als ik gebruik maak van de mensen en mogelijkheden die er zijn om iets af te spreken of er zelf op uit te gaan, maar als ik de keuze afweeg zegt iets in mij ook al snel dat ik dan misschien een klein beetje stress krijg voor mijn deadlines, dat het gedoe is of geld kost, dat ik me bovendien prima vermaak als ik niet wegga en dat dat dus de meest veilige optie is. Ik ben rationeel en risicoavers. Die combinatie onderschep ik al regelmatig omdat een hoop andere eigenschappen van me anders nooit aan het licht zouden komen, maar nog steeds vraag ik me af of ik dat vaker zou moeten doen, of ik mijn voorzichtigheid ooit af kan leren en of ik dat überhaupt wel moet willen.

In de fases waarin ik me hiermee bezighoud, is het goed mezelf te kunnen pushen op papier zonder dat iemand meeleest of toekijkt. Ik bestelde lentekussenslopen, bakte een bananenbrood met bosbessen, kocht bloemen, ging een samenwerking aan en schreef tussendoor in mijn hoofd hoeveel goed de lente me zou doen. Ik wil blauwe luchten die nooit lijken te eindigen in plaats van een grijs, drukkend plafond en ik wil zonnestralen, ook al komen die mijn kamer in Utrecht nooit direct binnen. Af en toe was ik op het goede moment op de goede plek om te krijgen wat ik wilde: dan voelde een simpele maandagavond als lente, reed ik op een zondag waarop het net warm genoeg was om met open dak te rijden over de dijk met Tom in zijn nieuwe MX-5, maakte ik een verse lasagne met Frederique, zag ik de zon ondergaan over Ledig Erf tijdens een hoorcollege, liep ik door een superzonnige stad naar de bibliotheek op de Stadhoudersbrug met Judith, maakte ik vorderingen in het formuleren van een probleemstelling op een zaterdagnamiddag waarop de lentezon de hele woonkamer verwarmde of deed ik een wijntje aan ’t Wed met Niels op donderdagmiddag na een brunch bij Teds.

De afgelopen maand was af en toe ook gewoon takkekoud, zoals de allereerste zaterdag, toen ik met Marleen bij GYS lunchte en ’s avonds gin-tonics en later biertjes bij Van Zanten dronk met Niels en Tom in Rotterdam. De NS liet me in maart ook drie keer in vijf dagen zitten op het traject Rotterdam Alexander – Utrecht (en andersom) en dat was echt heel shit. Niet alles is zo vanzelfsprekend als het lijkt, blijkbaar, maar in de vijf uur die ik bij Broei zat met Hannah op een vrijdag zonder een seconde aan de tijd te denken was die waarheid even niet aan de orde. Zo goed om vriendinnen te blijven zien en zo fijn als het elke keer nog even goed voelt.

Bovenstaande opsommingen doen niets af aan wat ik eerder zei. Maart was eenendertig dagen lang, dus er was nu eenmaal veel tijd voor dit soort dingen naast de dagen waarop ik niet druk bezig was, en aan sommige activiteiten ging alsnog een korte interne discussie vooraf. Die disclaimer vind ik relevant: ik hoop dat de stukken die ik schrijf soms kunnen inspireren, maar ik wil absoluut niemand achterlaten met een ontevreden gevoel over zijn of haar eigen leven gebaseerd op de leuke dingen uit mijn leven die ik uitlicht en ik wil vooral niet meewerken aan de druk om zoveel mogelijk sociale activiteiten in een week moet stoppen. Do what works for you – or find out what does. 

Het werd april terwijl ik een colaatje dronk in de Stadsbrasserie naast De Doelen met Niels na afloop van de Matthaüs Passion. Voor iemand die waarde hecht aan de maand waarin ze leeft, valt Pasen dit jaar bijzonder gunstig: het gedenken van Jezus’ opstanding, een breekpunt met de rest van de geschiedenis, vindt nu ook op de eerste dag van een nieuwe maand plaats. Door Pasen mag ik bovendien elke dag als nieuw begin, als frisse start zien. Ik begin deze nieuwe maand met het vieren van de kern van mijn geloof en verder blijf ik maar gewoon schrijven, heb ik besloten.

X,
Hester

4 reacties

  1. Ja! Ik zweer bij ‘Schrijven schept orde in de chaos’. Ik moet mezelf hier ook nog vaak aan herinneren maar het blijkt altijd waar te zijn.

  2. Waarom is alles wat jij schrijft toch altijd zo herkenbaar? En inspirerend, want het zet me nogal aan het denken… Oh en het was inderdaad echt takkekoud die ene zaterdag, ik was blij dat ik weer in de trein zat en dat heb ik normaal nóóít bij Utrecht ;-)

  3. Wat een mooi geschreven post! Analoog schrijven is iets wat ik nog altijd blijf proberen maar vaak niet langer volhoud dan een enkele dag, wel goed om voor te nemen dat wat vaker te doen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *