Als familie

23 september 2017, Amersfoort

Een aantal jaar terug, aan het begin van mijn middelbareschooltijd (maar toch zeker wel tot de derde klas), wist ik één ding heel zeker: op kamers wonen was het verschrikkelijkste wat er was. Voor mij, althans, maar ook van anderen snapte ik niet goed dat ze het deden. Alleen de gedachte aan een huis met vreemden delen en je leven (inclusief spullen) in een ruimte van maximaal twaalf vierkante meter leiden en daar dan óok nog voor betalen zorgde er al voor dat ik het spaansbenauwd kreeg. Ik weet nog dat ik ooit een dag in het leven van mijn vijf jaar oudere zelf beschreef – op een redelijk realistische manier – en dat ik mezelf toen thuiswonend en studerend aan de Erasmus Universiteit schetste: het was voor mij toen überhaupt geen logische optie dat ik anders zou kiezen.

Ergens moet ik die overtuiging toch kwijtgeraakt zijn, want toen ik een studie koos die niet in Rotterdam gegeven werd was ik eigenlijk alleen maar blij dat ik niet zelf hoefde te beslissen dat ik niet in Rotterdam zou blijven. Ik pendelde inderdaad een jaar heen en weer, maar mijn idee van op kamers wonen werd al snel positief gekleurd en zonder enige moeite verhuisde ik naar acht vierkante meter Utrecht. Als je me dat in 2013 had verteld had ik waarschijnlijk mijn wenkbrauwen opgetrokken en misschien zelfs lichtelijk afkeurend gereageerd, omdat ik mezelf er gewoonweg niet in herkende. Ik deed echter nog iets waar mijn jongere zelf zich waarschijnlijk geen voorstelling bij kon maken: ik werd lid bij een studentenvereniging. De hel voor elk overwegend introvert persoon die haar eigen plan trekt, graag op zichzelf is en veel te koppig is om zich naar een groep te schikken, zou ik beredeneerd hebben, en toch is het nu een van mijn beste keuzes geworden.

Daarom bedacht ik me pas dat het misschien maar eens tijd werd daar meer over te delen. Dat heb ik afgelopen jaar niet echt gedaan omdat ik iedereen nog (relatief) kort kende en het daardoor vrij onnatuurlijk voelde, maar ook omdat een vereniging zich in de blogwereld (voor zover die nog bestaat) een beetje in de taboesfeer lijkt te begeven. Tussen de creatieve zielen die hun eigen ding doen voelt het nou eenmaal als vloeken in de kerk om toe te geven dat je een noviciaatsweek hebt gelopen, hetzelfde jasje in je kast hebt hangen als de rest van je dispuutsgenootjes en elke donderdagavond bij voorbaat blokt in je agenda voor alle andere activiteiten dan een dispuutsavond. Ik weet niet of dat terecht is, wel dat ik het niet terecht vind.

Eén van de dingen die ik leuk vind aan een vereniging is dat je nog steeds een plek hebt waar je binnen kan lopen in een zee van bekende mensen. Ik ben echt geen sociëteitstijger die iedereen kent en met iedereen praat (juist niet), ik heb bij vlagen dan ook een hekel aan grote groepen, maar tegelijkertijd groei ik er toch altijd in en vind ik het uiteindelijk een van de leukste dingen. Ik was zeventien toen ik ging studeren en er echt nog niet klaar voor om vanaf dat moment voor altijd mijn eigen vriendengroepen te organiseren en te onderhouden. Ik wilde juist nieuwe mensen leren kennen in een nieuwe sociale omgeving, eentje die breder was dan mijn eigen studie bovendien. Een vereniging wordt nog wel eens als een luie manier van vrienden maken gezien, maar voor mij was het juist een heel gezonde keuze. Pluspunt is bovendien dat een vereniging met een disputenstructuur (zoals N.S.U.) nooit gaat vervelen, omdat er elk jaar mensen weggaan én mensen bijkomen.

Dat houdt de groep dynamisch en tegelijkertijd ook flexibel, omdat je leert dat er – ondanks je tradities – geen ‘echte’ versie van je dispuut bestaat. Zodra je als sjaars op basis van je voorkeurenlijstje ingedeeld wordt en een dispuutsontgroening hebt doorlopen, word je ook volledig opgenomen in het dispuut. Anciëniteitsprincipes vallen daarbij in het niet bij  de doorgeef- of discipelcultuur: als ouderejaars heb je wat te bieden aan jongerejaars. Levenservaringen, favoriete herinneringen aan je stad, maar ook je geloof. De nuances die ik aanbreng in het beeld van lid zijn bij een vereniging zijn dan ook niet algemeen geldend; ik denk alsnog niet dat ik ergens lid was geworden als er geen christelijke verenigingen waren. Alle studentikoziteit waardeer ik (in meer of mindere mate) maar dan als uiting van een gevoel van verbondenheid, niet als reden voor die verbondenheid.

De basis van je lidmaatschap bij een Navigators-vereniging is uiteindelijk namelijk ‘Christus kennen en hem bekendmaken’ en dat zorgt ervoor dat je veel bezig bent met God, op persoonlijk gebied, maar ook juist in gesprek met anderen. Die combinatie werkt in elk geval voor mij heel goed: als ik wekelijks bier drink met mensen op de soc doe ik dat veel liever als ik daarvoor een goed gesprek met ze heb gehad en dus weet dat ik niet alleen in oppervlakkigheden investeer. Natuurlijk kan dat ook bij niet-christelijke verenigingen, maar ik vind het heerlijk dat het bij ons een vaststaand gegeven is dat je de diepte in gaat in gesprekken en niet iets wat af en toe voorkomt.

Bovenstaande foto’s maakte ik/werden gemaakt op het dispuutsweekend, waarin de nieuwe lichting geïnstalleerd werd. Ik was mee als vertrouwenspersoon bij de ‘ontgroening’ en rende aan het einde van het weekend ook nog drie uur lang rond met mijn camera om iedereen op de foto te zetten voor de nieuwe almanak, en ergens tussendoor realiseerde ik me hoe groot het verschil was met een jaar terug – toen ik net geïnstalleerd was. Ik weet van mezelf dat ik veel tijd nodig heb voor die integratieprocessen en hoewel ik mezelf die tijd gegeven heb, is het af en toe ook wel eens vervelend geweest. Toen ik thuiskwam na dat weekend besefte ik echter dat twee dagen met bijna dertig mensen me amper energie had gekost en dat ik me echt thuis voelde temidden van dit geheel aan culinair eten, scherpe humor/lullige opmerkingen als manier om je waardering te uiten, knuffels en een gebrek aan onderling gezeik.

Ik draag nog steeds een mom jeans en ben nog steeds eigenwijs, maar ik geniet ook als ik op donderdagavond om stipt zes uur een heel groot deel van mijn favoriete mensen weer tref. De Admiraal is een beetje als een grote familie gaan voelen, eentje waar ik zelfs een deel van mijn opvoeding als student aan toevertrouw. Ik kan dan ook alleen maar blij zijn dat ik niet afhankelijk ben van de keuzes van mijn 14-jarige ik, want ik zou op dit moment niet weten met welke groep mensen ik mijn studententijd liever zou doorbrengen en zou dit voor geen goud willen missen.

X,
Hester

2 reacties

  1. Mooi om eens zo’n verhaal vanuit dit perspectief te lezen! Het lijkt af en toe inderdaad een beetje geheim als blogger om bij een studentenvereniging te zitten, dat is me ook al eens eerder opgevallen. Ik ben zelf nergens lid omdat het me niet aanspreekt (en ik ben niet gelovig, een gelovige vereniging trekt me daarom ook niet, hoewel ik zeker denk dat die fijne, diepere gesprekken hier belangrijker zijn dan bij die niet-christelijke verenigingen zoals jij al beschrijft). Hoe dan ook: leuk om hier eens iets over te lezen :)

    1. Thanks voor je reactie! En fijn dat ik niet de enige ben die dat zo ervaart, haha. Ja, wat dat betreft is het eigenlijk alleen maar een voordeel dat ik geloof (je kan overigens ook lid worden als je jezelf geen christen noemt, maar als je er totaal niet voor openstaat ga je het niet leuk vinden op de lange termijn denk ik). Ben jij wel actief binnen je studievereniging of heb je gewoon mensen viavia leren kennen? Of gewoon meer losse vrienden ipv vriendengroepen?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *