Harder dan ik hebben kan

De wind slaat in mijn gezicht en de regen daarmee ook. Mijn capuchon is afgewaaid, waardoor mijn haar in doorweekte strengen voor mijn gezicht hangt, maar mijn vingers zijn te rood, te koud en te pijnlijk om er echt iets aan te doen. Bovendien ken ik de weg hier toch uit mijn hoofd, ondanks de donkerte van kwart over vijf ’s middags. Met mijn ogen op de plassen op de weg gericht, waar de kringen van de regendruppels nog eens extra benadrukt worden door de lampen van voorbijrijdende auto’s, rijd ik de bocht door die hoort bij de omweg die ik nam om zo lang mogelijk met Niels op te fietsen. Hij vertelde me vandaag meerdere malen dat ik niet in m’n beste humeur was en ik lachte het weg, maar ontkende het niet – dat heeft misschien ook vrij weinig zin als iemand je vrij goed kent. Bovendien wil ik er niet over liegen, wil ik niet doen alsof er niets is, als mijn slechte humeur juist meer is dan een banale chagrijnige bui.

Ik hield een razende monoloog van tien minuten op de fiets waarbij ik ongeveer alleen ja en amen duldde, ook al is hij meestal degene die 60% van de woorden wisselt in onze gesprekken. Hoewel ik best een open persoon ben doe ik écht praten veel te weinig, ik houd teveel van de dingen waar ik mee zit voor mezelf. Misschien dat ik roep hoe ik me voel, dat ik eerlijk antwoord op je vragen of dat ik iets loslaat op WhatsApp, maar dingen hardop uitspreken tegen anderen zonder de details weg te wuiven is redelijk uitzonderlijk. Ik denk omdat ik dingen niet wil uitleggen en geen verantwoording af wil leggen, hoewel ik er eigenlijk gewoon op zou moeten vertrouwen dat mijn vrienden, ouders of wie dan ook me niet veroordelen. Het voelt dan ook beter dan verwacht om gevoelens in woorden uit te drukken en die woorden uit te spreken, achter te laten in de donderdagavond. Net zoals ik, als ik eenmaal alleen fiets, hard ‘fucker’ (bij gebrek aan een beter woord) roep omdat mijn broek nat wordt door de opspattende spetters van de auto naast me die door een plas rijdt. De fietspaden zijn toch verlaten en alle bestuurders zouden wel gek zijn om een raam open te hebben.

IMG_0649c

(meer…)

Zondagmiddag pt. II

IMG_0542b

Vorig jaar oktober schreef ik dit artikel. Ik weet nog dat ik dat op een zondag deed en dat ik daarna gewoon even voor de camera ging zitten voor een foto van mezelf die ik kon gebruiken als bijbehorend beeldmateriaal. Meer nog weet ik hoe het beeld zo ontzettend aan mijn verwachtingen voldeed, hoe ik tevreden was en ook hoe die twee foto’s zich met het woord ‘zondag’ vervlochten. Het is nu bijna dertien maanden later en ik heb een hele zondagmiddag ‘vrij’, omdat we ’s ochtends een zo door ons genoemde kerkdienstmarathon hielden; onze eigen dienst om 8:45 en daarna een doopdienst van het zusje van ons oppaskindje om 11:30, in plaats van onze eigen middagdienst om 15:15. Ik verwissel de accu van mijn camera, maar als ik in de spiegel kijk weet ik al snel dat mijn oorspronkelijke idee geen strak plan is. De voorste pluk van mijn haar heeft zich een rare vorm eigengemaakt waar ik het allesbehalve mee eens ben en ik heb een hekel aan de babyhaartjes die ik for no reason heb en die altijd extra opvallen als ik mijn haar ’s ochtends niet was. Het is niet de eerste keer dat het me opvalt, maar opeens stoor ik me er extra aan en stap ik onder de douche. Ik zou het allerliefst elke dag beginnen met het wassen van mijn haar: dan heb ik pas écht het idee dat ik aan een frisse dag begin. Water over mijn lichaam, een make-upje en een fijne outfit doen al veel, maar er kan echt niets op tegen ‘nieuw’ haar. Helaas wordt dat er niet veel sterker op als ik dat daadwerkelijk zou doen.

(meer…)

Verloren momenten

Af en toe vraag ik me af hoe mijn leven eruit zou zien als ik alles altijd efficiënt zou doen. Het heeft iets te maken met wat ik in mijn laatste toetsweek al tweette: als ik mijn afleiding kon omzetten in concentratie, dan haalde ik alleen maar tienen. Een dag bevat vierentwintig uur waarvan ik er in een ideale situatie zo’n acht zou slapen; dan houd je nog zestien uur over en dat is eigenlijk superveel, vind ik. Zeker als je je bedenkt dat de meeste activiteiten eigenlijk helemaal niet zoveel tijd kosten. Een lesuur duurt 50 minuten, maar verder ben ik eigenlijk maar weinig zo lang met eenzelfde ding bezig. In drie kwartier kan ik douchen, me aankleden, ontbijten, mijn make-up en haar doen, mijn tas pakken en naar school fietsen, wat ook maar een kwartiertje duurt. Eenmaal thuis duren veel dingen die ik voor school moet doen per stuk ook niet eens zo heel lang: als ik gewoon wat opdrachten moet maken, iets moet doorlezen of woordjes moet leren, dan duurt dat maximaal twintig minuten per vak. Als ik dat strak achter elkaar zou doen en mijn vrije tijd ook gewoon zou inplannen, dan zou ik het knap vinden als ik nog steeds aan tijdtekort zou lijden: de dingen die ik dan in zou plannen krijg ik zelfs nu namelijk gewoon voor elkaar, maar dan wel mét verloren tijd.

IMG_0493c

IMG_0486c

(meer…)

De jongste thuis

Mijn zus werd geboren in 1996 en tweeënhalf jaar later, in mei 1999, kreeg ze er een zusje bij. Hoewel ze ouder is dan ik, denk ik eigenlijk dat voor ons allebei (en dus niet alleen voor mij) geldt dat we ons niet kunnen voorstellen hoe het ‘zonder’ is: heel veel scherpe herinneringen heb je natuurlijk niet van je eerste twee à drie levensjaren. Ik weet dat ze me pas voor het eerst vast wilde houden toen ik al een maand of drie oud was en daar is dan ook een historische foto van waar ik er alsnog heel onhandig bij hang, maar verder hebben we eigenlijk altijd goed op kunnen schieten met elkaar. Van mijn eerste levensjaren herinner ik me dan ook vooral eindeloze middagen spelen met de barbies die langzaamaan overliepen in een computeruurtje na schooltijd, waarbij ik altijd op de grote computer wilde en zij op de laptop. Vooral als kind, als je nog niet echt de zelfstandigheid hebt om zelf iets te ondernemen, is het ook gewoon heel erg leuk om iemand om je heen te hebben waar je dingen mee kan doen en we deelden dan ook al snel dezelfde belevingswereld. Ik had mijn jeugd niet anders willen zien, maar als ik eraan terugdenk fascineert het me wel eens: hoeveel tijd mijn zus en ik met elkaar doorbrachten en vooral ook hoeveel precies dezelfde interesses we hadden. Hate to break it, maar tegenwoordig zijn mijn zus en ik toch écht wel een wereld van verschil. En misschien dat dat ook wel iets te maken heeft met onze plek in het gezin.

Uiteraard verzin ik dat ook niet zomaar: er is allang onderzoek gedaan naar dit onderwerp. Sommige onderzoeken komen met uitgebreide beschrijvingen van typische trekken van de oudste, middelste of de jongste, terwijl een enkel ander onderzoek alles weerlegt met het argument dat voorgaande onderzoeken niet betrouwbaar of valide genoeg zijn, maar eigenlijk geloof ik er sowieso wel in. Het zal verschillen per gezin en opvoeding, het verschil zal bij grotere gezinnen misschien wat duidelijker zijn en ik denk niet dat je een stereotype van bijvoorbeeld de oudste uit kunt tekenen (‘Ben je de oudste? Dan zul je wel een goede leider zijn!’), maar een gezin is toch een soort subcultuur waarin je je eigen ‘rol’ aanneemt. En hoewel ik de rol van ‘jongste dochter’ en ‘zusje’ in mijn gezin waarschijnlijk overtuigender speel dan bijvoorbeeld op school, waar deze informatie nou eenmaal een stuk irrelevanter is, denk ik toch dat het in zekere zin doorsijpelt in je persoonlijkheid.

Jongste

(meer…)

Over chagrijnig zijn

Gaf je me de keuze om één state of mind voor eeuwig uit mijn leven te verbannen, dan was het chagrijnig zijn. Om maar even met de deur in huis te vallen. Ongelukkig of verdrietig zijn klinkt misschien een stuk ernstiger, maar ik denk dat dat vooral is omdat het vaak langduriger is; stel dat ongelukkig en verdrietig zijn ook alleen in buien, in uren of momenten kwam, dan zou ik helemaal niet twijfelen over mijn keuze. Verdriet romantiseren we graag en ik weet niet of het terecht is, maar ik weet wel dat diep verdriet inderdaad vaak leidt tot schrijven, tot gesprekken en tot gevoelens. Ik weet dat ongelukkig zijn je pijnlijk bewust maakt van het feit dat je leeft en dat dit leven gebroken is – of jou breekt. Hoe naar die ervaringen ook zijn, soms kun je er wel wat mee in je verdere leven, terwijl ik vrij weinig tot niets kan met chagrijniteit. Chagrijnig zijn is voor mij een platte versie van – vaak onterechte – ontevredenheid, een rothumeur hebben zonder échte reden en dus niet de leuke, positieve persoon zijn die ik wel graag wil zijn.

Chagrijnig

(meer…)

Vergeet me alsjeblieft niet

“I fear oblivion,” he said without a moment’s pause. “I fear it like the proverbial blind man who’s afraid of the dark.” Toen ik verliefd werd op The Fault In Our Stars (wat overigens alweer even geleden is, maar het voelde wel retegoed toen ik het boek net weer opensloeg) waren het vooral de liefdegerelateerde quotes die bij me bleven hangen en me het meest aanspraken en sloeg ik Gus’ angst en Hazels speech over oblivion misschien een beetje over. “There will come a time when there are no human beings remaining to remember that anyone ever existed or that our species ever did anything. (…) And if the inevitability of human oblivion worries you, I encourage you to ignore it. God knows that’s what everyone else does”, is een fragment van Hazels mening op pagina 13 en toen ik laatst de film weer een keer zag, realiseerde ik me opeens dat het best een belangrijk thema was in het verhaal. Eentje waarvan ik nu beter begrijp waarom, want als ik erover nadenk knaagt het ook aan mij – dat ik vrienden kan maken, vriendelijk kan zijn, tienen kan halen, me op een bepaalde manier kan kleden en kan bloggen, maar dat ik uiteindelijk ook gewoon een van de zoveel miljard wereldbewoners ben. Eentje die hoogstwaarschijnlijk niet herinnerd gaat worden, hoe goed ik me ook kan realiseren dat ik uniek ben.

Herinner me

(meer…)

De key van je zelfbeeld

Ik ben in het algemeen geïnteresseerd in mensen en hoe ze denken, doen en ervaren, maar er is één aspect aan mensen dat me meer lijkt te fascineren dan de rest, misschien ook omdat het elke keer weer belangrijker blijkt dan je in eerste instantie zou denken. Hoewel ik er volgens mij nog nooit rechtstreeks naar gevraagd heb is het namelijk wél iets waar (goede) gesprekken uiteindelijk vaak over gaan, alsof het een soort fundament is voor je gedrag en gedachtes. En eigenlijk is dat ook precies waar ik in geloof: dat jaloezie voortkomt uit het bang zijn dat iemand anders je niet leuk genoeg vindt (omdat je dat zelf ook niet vindt), dat faalangst te maken heeft met te weinig vertrouwen in jezelf (om onterechte redenen), dat een stukgelopen relatie misschien wel komt doordat je de liefde die je kreeg niet kon ontvangen (omdat je vond dat je het niet waard was). Dat ongrijpbare zelfbeeld dat eigenlijk alles behalve een uitgetekend beeld is en in plaats daarvan meer wegheeft van een bepaalde waarde in je bloed, dat beïnvloedt meer dan je misschien zelf zou willen.

‘Ongrijpbaar’, omdat er vrij weinig logica achter zit. Rationeel gezien zou je misschien een formule kunnen opstellen met een aantal variabelen als je uiterlijk, je IQ/prestaties, de mate waarin je kunt voldoen aan je (basis)behoeftes, je vrienden, de voldoening die je haalt uit je hobby’s en je inkomen: in deze samenleving lijken dat zo’n beetje de ingrediënten te zijn voor een goed gevoel over jezelf en we verwachten vaak dan ook automatisch dat het knappe meisje dat altijd leuke dingen met vrienden doet en ook nog eens goede cijfers haalt allesbehalve onzeker is. Helemaal tegenspreken doe ik dat niet, want het is voor een gedeelte wel hoe het werkt in deze wereld, maar de uitkomst van die formule zou alsnog maar een klein deel uitmaken van de totale waarde van je zelfbeeld. De overige, let’s say, 80% is een stuk minder logisch te benaderen, want als iedereen je leuk lijkt te vinden kun je je nog net zo goed zorgen maken over je stomme opmerkingen. Er zijn zelfs alleen maar mensen die ze horen en er een oordeel over hebben. En die grote vriendengroep of de voldoening die je ergens uit haalt? Die zijn misschien wel meer een gevolg dan een oorzaak van een goed zelfbeeld.

(meer…)

Niets meer aan doen

Ik vind bloggen intens fijn, ook al realiseer ik me het niet zo vaak. Bloggen is voor mij niet meer dan normaal, en zelfs dat vind ik eigenlijk normaal: het is misschien een iets minder common hobby dan piano spelen, maar ik ben al sinds 2009 actief op het internet en bloggen was meer een soort logisch vervolg daarvan. Zo sprak ik zondag, nadat ik al mijn blogfoto’s gereorganiseerd had en dus ook van die way way back in 2012 toen ik nog crappy foto’s maakte en zelf redelijk oncharmant was, heel toevallig een meisje waar ik vroeger – nog voor m’n blogtijdperk – nog mee had gemsn’t en die ik kende via de diertjessites waar ik toen behoorlijk veel uren van m’n leven op versleet en dat was wel een soort bewijs van het feit dat deze internetwereld eigenlijk ook maar klein is en ik me er blijkbaar altijd al tot aangetrokken heb gevoeld. Toen ik jonger was was dat waarschijnlijk vooral omdat ik het internet soms als een soort tweede wereld zag, een plek waar ik als introvert makkelijker meer van mezelf kon laten zien dan in het echte leven, waar je social skills nodig had die ik toen nog niet in overvloed bezat. Nu is het meer een kwestie van tweede natuur dat ik blogjes tik over dingen die ik meemaak, foto’s die op mijn SD-kaart zijn beland en gedachtes die door mijn hoofd heen spoken.

IMG_9271B

Toch betekent dat niet dat bloggen ook per definitie altijd soepel gaat; ik kan waarschijnlijk een heel boek schrijven in het kader van ‘wat weet je van perfectionisme en je blog’. Ik zou mezelf in het algemeen niet direct een perfectionist noemen, hoewel ik er wel wat van weg heb. Als ik iets doe, wil ik het ook wel echt goed doen omdat ik half werk gewoon niet echt de moeite waard vind en dat betekent ook wel eens dat ik een taak dus maar zelf op me neem, zodat ik zeker weet dat het goed gebeurt (of er in elk geval genoeg moeite in gestoken wordt). Toch heb ik een bepaalde laidbackheid tijdens die dingen die ervoor zorgt dat het bij een drive om dingen goed te willen doen blijft en geen stressy, vervelend perfectionisime wordt. Dat merk ik ook bij toetsen: ik wil er meestal het beste uithalen, maar als mijn cijfer een keer wat lager uitvalt dan verwacht ben ik daar vaak ook wel oké mee als ik gewoon mijn best heb gedaan.

(meer…)

De tijd kwijt

Er zijn in mijn ogen weinig abstractere begrippen dan de tijd. Liefde zou je misschien roepen, of haat; dat zijn allebei heel bepalende begrippen die soms als een roze olifant in de kamer staan, maar ook vaak genoeg ‘gewoon’ in de lucht hangen als de zuurstof die je inademt. Of die in schutkleur onder de struiken liggen, wachtend tot ze zich kunnen openbaren. Bijna iedereen heeft de kwaliteit om the good in een paar seconden van the evil te onderscheiden – of dat nou terecht is of niet – en toch blijft het ongrijpbaar; in tegenstelling tot de tijd. Tijd is te vangen in seconden, minuten, uren. Tijd zijn de concrete cijfers die je op je oplichtende iPhonescherm ziet en de getalletjes waar je agenda van wemelt. Vraag aan een persoon welke dag het is en niemand zal je aankijken alsof je een moeilijke vraag stelt, omdat we allemaal met diezelfde tijd leven.

Tijd kwijt

Zoiets groots en ingewikkelds in een schema gieten maakt het aan de ene kant super overzichtelijk, maar aan de andere kant alleen maar ongrijpbaarder. Er wordt namelijk opeens verwacht dat je tijd allemaal hetzelfde beleeft; aan de andere kant van de wereld mag het dan wel een ander tijdstip zijn, als er bij mij een uur voorbij is geldt daar precies hetzelfde. En als de tijd in mijn verbeelding voorbij kruipt, kan iemand anders zich tegelijkertijd afvragen hoe dat uur zo snel omgevlogen is. Die persoonlijke beleving van tijd vind ik het meest verwarrend. Na zestien jaar kan ik redelijk goed aanvoelen hoe lang – bijvoorbeeld – een halfuur duurt en heeft er zich een soort ritme in me genesteld dat meestal wel goed gokt als ik me afvraag hoe laat het is, maar dat is ook voornamelijk gebaseerd op the usual. Van schooldagen weet ik nu eenmaal hoe ze verlopen omdat ik gewend ben aan het opstaan, de slepende vijftig minuten per vak, de pauzes, de niet altijd even nuttige middag en de avond; misschien ook omdat ik zoveel op de tijd let. Zo gaan er geen tien minuten voorbij bij Latijn dat ik niet op de klok kijk (FYI: ik zit ertegenover en vind de lessen vaak behoorlijk saai, ook al is de docent die we ervoor hebben awesome) en ben ik me thuis eigenlijk ook altijd wel bewust van de minuten dat verstrijken, al is het alleen maar omdat mijn ogen als vanzelf op de digitale tijd rechts onderin m’n computerscherm vallen.

(meer…)